17 jaar geleden bestond mijn praktijk uit 200 geopende dossiers; 200 tegelijkertijd lopende echtscheidingsprocedures en letselschadezaken. Dit, zonder enig risico op een burn-out. Hoe dit kon?
De afwikkeling verliep veel trager. ’s Morgens opende ik de post, dicteerde een brief, die vervolgens op het secretariaat werd uitgewerkt, waarna ik de getypte versie mocht nakijken en aanscherpen. Vóór 17:00 uur moest de brief geprint en getekendin de envelop zitten, om het poststuk op tijd te kunnen meegeven aan de postbode. Daarna schoof het betreffende dossier gerust weer één of twee weken vooruit in de agenda. De brief zou immers de volgende dag pas aankomen bij de advocaat van de wederpartij, die nam dan weer een dag om de brief te lezen en zich daarover een mening te vormen. Vervolgens werd de brief, met commentaar/advies van de advocaat, per post doorgestuurd naar zijn of haar cliënt. Daarna volgde misschien een telefoongesprek tussen deze advocaat en de cliënt, om te overleggen over een mogelijke reactie, welke reactie dan ook weer werd gedicteerd, uitgewerkt, nagekeken en per post werd verzonden. Als je pech had, moest zo’n reactie voorafgaand aan deze retourzending eerst nog even per post in concept naar de cliënt, waarna je moest wachten op zijn/haar akkoord, om de brief pas daarn definitief te kunnen printen, ondertekenen en versturen naar de advocaat van de wederpartij.
Nu vindt dit alles plaats in één dag, soms zelfs in één uur. Is de praktijkvoering daar nu beter van geworden? Ja en nee. Uiteraard zijn de voordelen van het huidige mailverkeer eindeloos. De snelheid waarmee geschakel kan worden, het gemak waarmee bestanden kunnen worden gedeeld, we kunnen niet meer zonder. Anderzijds had het tijdsverloop tussen twee op elkaar reagerende brieven ook z’n voordelen. De gemoederen konden daardoor wat bedaren; het rouwproces dat men gewoonlijk doormaakt na een echtscheiding kreeg net even wat meer tijd en ruimte. Bovendien werd er nog eens een nachtje geslapen voordat een conceptbrief als ondertekend definitief exemplaar de deur uit ging. Het is echt wel eens voorgekomen dat ik een envelop toch nog even uit de “te-verzenden-post-bak” viste. Een eenmaal verzonden e-mail is gewoon direct weg: verzonden, ontvangen, gelezen en geïncasseerd.
Verder moet ik bekennen dat ik de ontvangst van een stapel enveloppen, die ik – nieuwsgierig naar de inhoud – lekker fris ‘s ochtends vroeg bij een kopje koffie openscheur, toch leuker vind dan de gehele dag door mijn scherm verversen, om erachter te komen dat ik in het half uurtje jurisprudentie lezen wéér 25 nieuwe e-mails heb ontvangen (waarvan er 10 afkomstig zijn van opleidingsinstituten die hun cursussen aan mij willen verkopen).
Twintig emails per dag = 1.000 autokilometers per jaar
Hoe kom ik op dit enigszins sentimentele onderwerp voor een blog? De herinnering aan “hoe het vroeger ging” kwam bij mij op toen ik vorige week in de auto luisterde naar een radioprogramma over het zeer actuele thema “de uitstoot van stikstof”. Want wat blijkt, ik heb nu niet alleen een ouderwetse/sentimentele reden om af en toe terug te verlangen naar de tijden zonder e-mail, maar ook een milieutechnische reden. De natuur vindt de veelheid van ons mailverkeer namelijk helemaal niet zo fijn! De stikstofuitstoot van een advocaat: een jaar lang 20 e-mails per dag versturen, welke e-mails gedurende dat jaar worden opgeslagen en bewaard, staat gelijk aan 1.000 gereden autokilometers in een jaar. Welnu, advocaten bewaren alles (je zult er maar een keer iets mee moeten bewijzen). Ik vrees dus dat ik met mijn mailverkeer jaarlijks een ritje naar Noord-Spanje verbruik.
Kortom, alhoewel het versturen van een mailtje snel en goedkoop is, stel ik voor om met z’n allen te proberen er geen onnodige door-de-Cloud-gooierij van allerlei nutteloze woorden en uitingen van te maken. Wie weet een mooi “goed voornemen” straks met de jaarwisseling; niet alleen goed voor het milieu, maar ook voor ons eigen welbevinden.
Zo, nu snel weer aan het werk! Zo dadelijk schrijf ik een e-mail naar mijn confrère, met een schikkingsvoorstel. Ik zal mijn mail deze keer afsluiten met de mededeling dat het voorstel een “eindvoorstel” betreft, omdat onze onderhandelingen de stikstoflimiet hebben bereikt; mijn confrère kan de wederpartij dus maar beter adviseren om het voorstel van mijn cliënt te accepteren.